Uit een artikel van Renske Bakker, Leeuwarder Courant 22 september 2017 n.a.v. de expositie ‘Of mice and men’, galerie Artemisia Leeuwarden
Al vroeg, nog tijdens haar studie aan Academie Minerva te Groningen, ontdekte Anke van Westerlaak (Nijmegen, 1957) haar affiniteit met ongebruikelijke materialen; gewoonweg schilderen lag haar niet zo
Ze is niet de eerste kunstenaar die in triviale materialen haar ‘kwast en verf’ vindt, maar Van Westerlaak is eigengereid genoeg om haar eigen weg te zoeken en de implicaties van het gebruik van deze materialen ook waar te maken. Het heeft haar ogen geopend voor de dienstbaarheid van verschillende materialen en technieken.
Als rode draad door deze tentoonstelling loopt het terugkerend motief van mensen met dierenkoppen – antropomorfe verschijningen in allerlei dagelijkse handelingen. Foto’s van mensen met maskers, bewerkt met de computer, zijn omgezet naar polymeeretsen en linosneden. De hoofdfiguren van de drukwerken spelen een rol in een aantal animaties en komen terug in sierlijke medaillons.
Het pièce de résistance en naamgever van de tentoonstelling, de installatie Of Mice and Men, laat bovendien haar grote toewijding en volharding zien. Ze verzamelde jarenlang krantenkoppen die reppen over mens en natuur, met name over de (vaak idiote) omgang met wilde dieren. ‘Terreur van de steenmarter’, staat er te lezen, ‘Het gaat te goed met de bevers’ of ‘Roeken mogen worden afgeschoten’.
De krantenknipsels zijn met ijzerdraad als een soort tuigje aan gipsen muizen met vilten staarten vastgemaakt. Gezamenlijk vormen ze een omvangrijke groep die opgejaagd lijkt te worden en tegelijk het slechte nieuws met zich meezeult. De poëtische, wat melancholische sfeer van de versteende diertjes gaat gepaard met enig absurdisme: de krantenkoppen zijn bij tijd en wijle bijzonder ironisch.
Naast de installaties en objecten is er overwegend veel en gevarieerd drukwerk. Uiterst poëtische kleine etsen van eenzame dieren in een leeg landschap hangen naast strakke linosneden met een bonte parade van fietsende, skatende en rennende figuren. Twee muismensen zijn met elkaar in gesprek, een roek wankelt met een been op een ladder en probeert te vliegen. Van Westerlaak kent keer op keer de antropomorfe dieren allerlei menselijke eigenschappen toe waarover zij zelf niet kunnen beschikken. Zoals een roekmasker en gefabriceerde vleugels niet maken dat een mens kan vliegen, zo zal een rat nooit zijn stem en zijn boodschap kunnen laten horen.
Ze maakt kunst naar eigen zeggen vanuit de verwondering en wil het publiek daarin laten delen, maar heeft zich daarin een engagerende rol toegeëigend. Van Westerlaak leeft in de kunst en de boodschap die ze wil delen.
Ze laat zien dat de mens zich al teveel bemoeit met de dieren en de natuur. En al blijven het zichtbaar mensen, ze geeft de dieren een gestalte van formaat.